Uitgelichte vensters:

Het is aannemelijk dat de landerijen in het gebied van Westermeer en Joure rond het jaar 900 tot 1000 zijn ingedeeld en in gebruik genomen. Later schermden de landheren hun gebieden, gelegen aan het onmisbare water, keurig af van die van hun pachters. Deze pachters vestigden hun boerderijen op de hoge zandruggen. Aan weerszijden daarvan liep de grond af naar beneden. Nog steeds ligt de Midstraat hoger dan het omliggende gebied. Op de natuurlijke stenk, zoals de Overspitting in die tijd werd genoemd, kon men varen. Daarom was het logisch dat er een opvaart naar elke boerderij werd aangelegd. Zo ontstonden uiteindelijk aan de noordkant van Joure de opvaarten, die het dorp altijd een zekere schilderachtigheid hebben gegeven. Het lijkt erop dat de opvaarten in de eerste eeuwen uitsluitend naar de diverse boerderijen leidden, in ieder geval aan de noordkant. Al deze opvaarten kwamen uit op de Overspitting, zodat de adel via brug en sluis de eindcontrole in handen hield. Waarschijnlijk begon men vanuit Westermeer; veel boeren hadden daar later nog altijd een eigen opvaart. Daarna volgde het Jouster gebied, en zolang dat vrijwel uitsluitend door boeren werd bewoond, zal het daar niet anders zijn geweest. Maar zodra er meer en ook andere bewoners kwamen, werden de stroken grond tussen de vaarten in gebruik genomen, en op die manier ontstonden de stegen en sloppen. Joure heeft ze heel lang gekend: smalle stegen, volgepropt met kleine arbeiderswoningen en hier en daar wat kleinschalige industrie. Dit betreft de noordkant; aan de zuidkant lag het wat anders. Aan die kant hadden de Van Baerdts op Oud Hof het iets minder goed voor elkaar dan de Herema's, maar men had wel zijn best gedaan. Om te beginnen had men vanuit het Kromme Var een eigen aanvoersloot laten graven. Via het Kromme Var was er verbinding met open water, en dus had het Oud Hof een eigen uitgang naar het buitenwater. De aanvoersloot droeg de naam Jentjesvaart; vanuit die vaart kwam men via de Jonkersvaart bij de Harddraversdijk – toen nog een zandpad – op het punt waar later de Omkromte die dijk zou bereiken. Daar hadden de bewoners van Oud Hof een eigen sluis en brug, net als de Vegelins, maar dan kleiner. Na het passeren van die obstakels kon men achter de Bûtsingel varen in de richting van het bruggetje in de Heidensingel, dat oudere Jousters zich nog herinneren en waar volgens overlevering de hoofdingang van Oud Hof zou hebben gestaan. Linksaf varend kwam men daarna in “de vijver”, zoals de omwonenden het water naast de Simonsteeg (later Hobbe van Baerdtstraat) altijd hebben genoemd. Dichter bij Joure, bij het huisje dat houtdraaier Van der Veer daar rond 1900 liet bouwen en waar later klokschilder Roel Otter jaren woonde en werkte, kon men twee kanten op varen. Linksaf is een verhaal apart, waarover later meer. Rechtsaf varend kwam men al gauw bij wat soms een haven wordt genoemd, maar wat mogelijk slechts een aanleg- en draaiplaats is geweest. Op die plaats is na de Tweede Wereldoorlog “De Brug” gebouwd. Even verder kruiste men de Groenendalsteeg, waar een sleepbarte, later een bruggetje, voor wat oponthoud zorgde. Dat was ook het geval op de kruising met de IJsbrandijsteeg. Daarna ging het verder achter de rooms-katholieke kerk langs. Dat gedeelte werd destijds het “IJsbaanslootje” genoemd; van daaruit moest de oude Jouster ijsbaan – ongeveer daar waar later het Theresiahuis werd gebouwd – onder water worden gezet. Na een afbuiging in noordelijke richting kon men onder de Midstraat door varen. Op dat punt verliet men de watertjes waar de elite van Oud Hof nogal wat invloed had. Na dit tochtje kwam men uit in de vaart naast de Veltmansteeg (later Roggemolenstraat) en passeerde aan de linkerkant een boerderij, waarin later een restaurant zou worden gevestigd. Nadat men de huizen aan de Veltmansteeg was gepasseerd, kon men linksaf onder een houten brug door varen in de richting van de Kakelsteeg (later Sinnebuorren). Aan de Midstraat-kant van de vaart naast de Kakelsteeg was het “opslag”, waar onder meer het hooi werd aangevoerd voor de boerderij van Joh. en Wietske Tadema-Rijpkema, de laatste boerderij die met het voorhuis aan de zuidkant van de Midstraat stond. Alle watertjes aan de zuidkant van Joure waren toen al buiten gebruik; de bewoners aan die kant van de Midstraat hadden los- en laadrechten gekregen in de noordelijke opvaarten.

Joure is een dorp waar traditie en folklore nog volop leven. Niet achter glas in een museum, maar zichtbaar en voelbaar in het hart van het dorpsleven. Elk jaar opnieuw komt die rijke cultuur tot uiting in een reeks bijzondere evenementen, waarin geschiedenis, gemeenschap en feest samenkomen. De bekendste is natuurlijk de Jouster Merke, een levendige najaarsmarkt met eeuwenoude wortels, waar handel, kermis en ontmoeting samenkomen. Maar Joure kent meer tradities die het karakter van het dorp kleuren. Een daarvan is de Boerebrulloft, een folkloristisch huwelijksfeest waarbij deelnemers in traditionele Friese klederdracht en met authentieke rijtuigen een ouderwets boerenhuwelijk naspelen. Muziek, dans, rituelen en gezelligheid maken er een waar spektakel van, dat jaarlijks veel publiek trekt. Ook de harddraverij, traditioneel gehouden op de maandag na de Jouster Merke, is een vast onderdeel van het feestprogramma. In deze paardenrace strijden rijders in sulky’s (lichte wagentjes) om snelheid en eer op de Jouster straten. Het is een geliefde traditie die sport en volksvermaak met elkaar verbindt. Door het jaar heen zijn er bovendien verschillende braderieën, streekmarkten en kleinere jaarmarkten, waar lokale ondernemers, ambachtslieden en hobbyisten hun producten aanbieden. Denk aan de streekproductenmarkt op de Midstraat, de kerstfair of zomerse rommelmarkten in de dorpskern. Deze evenementen bieden niet alleen koopwaar, maar versterken ook het gemeenschapsgevoel en het contact tussen inwoners en bezoekers. Of het nu gaat om een boerenbruiloft, een paardenrace of een gezellige braderie: al deze evenementen laten zien hoe Joure haar tradities koestert en telkens opnieuw vormgeeft. Het zijn momenten van verbinding, van herkenning, en vooral van feest. Hier leeft het verleden voort in het nu — en daar is Joure trots op.

Vrij vertaald betekent "Buorkje yn de Buorren" boerderijen aan de Midstraat. Na de opvaarten is het passend om aandacht te besteden aan de boeren, die immers de waterwegen naar hun boerderijen hebben gegraven of laten graven. Hoewel het exacte tijdstip hiervan onbekend is, is het aannemelijk dat er al eeuwenlang boerenactiviteiten plaatsvonden in het Jouster gebied, ook in de omgeving die later de Midstraat zou worden. In het begin was er waarschijnlijk weinig bijzonders aan. Maar naarmate handel en scheepvaart zich ontwikkelden en de bevolking van Joure groeide, kwamen de boeren letterlijk in de verdrukking. Steeds vaker kochten handelaren delen van boerenerven of voorhuizen, vooral als deze gunstig aan de Midstraat lagen, om zich daar te vestigen. Zo werden de boeren en hun boerderijen "achteruit geduwd". De twee boerderijen aan de Brouwersteeg stonden oorspronkelijk ook aan de Midstraat. Tot na 1970 was dit duidelijk zichtbaar. De laatste boer daar was Durk van der Zee. Hij had geen land bij huis en moest alles per roeiboot of praam aan- en afvoeren. Een moeizame en arbeidsintensieve manier van boeren, zoals veel meer ingesloten boeren hun bedrijf moesten uitoefenen. Ook in de Kruissteeg, in het achterste gedeelte, werden koeien gehouden. Van veel panden aan de noordkant van de Midstraat is door mondelinge overlevering bekend dat er vee werd gehouden. Eén daarvan was de boerderij aan de Krim, die destijds ook is teruggezet. Veel boerenbedrijven zijn in de loop der tijd verdwenen, maar soms blijkt uit oude documenten dat ze er wel degelijk waren. Zo vermeldt een oude koopakte dat voor elke koe die de steeg naast de gortpellerij van Joh.Th. Schaap passeerde (later Torenstraat 51), een kwartje aan de naastliggende eigenaar moest worden betaald. Een teruggezette boerderij was ook die van de familie De Jong achter het pand aan de Midstraat 88. Een bijzonderheid is dat de zolder boven de stal van 1835 tot 1837 dienst deed als parochiekerk, omdat de oude katholieke kerk bouwvallig was en vervangen moest worden. Veel oudere Jousters herinneren zich boer Hendrik Gouma, die jarenlang met zijn paardje Hannie door de Midstraat reed. Het ging stapvoets, want het dier was bijna 40 jaar oud toen het stierf. Hendrik Gouma was zo gehecht aan zijn paard dat hij in de Jouster Courant een advertentie plaatste: "Heden overleed ons trouw paard Hannie, bijna 40 jaar oud." Zijn bedrijf lag aan de opvaart naast de Lijnbaanstraat. De herinnering aan de boerderij van de familie Holtrop, die pas in de jaren zeventig werd afgebroken, is nog lang niet vervaagd. Ook dat bedrijf was erg arbeidsintensief; alles moest van grote afstand worden aan- en afgevoerd. Als volle hooiwagens vanuit de Midstraat via de smalle steeg naar de schuur moesten worden geduwd, mochten de bewoners van de woningen achter in de steeg door het huis van de familie Holtrop lopen om thuis te komen. Aan de Midstraat stond het winkeltje, waar men melk "vers van de koe" kon kopen. Gedurende meer dan zestig jaar verkocht Ruurdje Holtrop daar bovendien onder meer peulvruchten, die in grote witte zakken in de winkel stonden opgeslagen. Achter in de Kakelsteeg stond tot 1881 de boerderij van de weduwe W.J. Wielinga. Deze boerderij ging vrijwel geheel verloren bij de grote brand die in de nacht van 14 op 15 oktober 1881 het centrum van Joure trof. Ook in het pand waar de kruidenierswinkel van de familie Van der Meulen gevestigd was, heeft vee gestaan. Even verder in oostelijke richting wordt door de "Haskerfiifgea-pleats", waarin restaurant "De Grietman" is gevestigd, een mooi opgeknapte herinnering aan het boerenleven bewaard. De ingang van deze boerderij lag aan de Midstraat. In de Houtmolensteeg stond de boerderij van de familie Hooghiemstra, later afgebroken om plaats te maken voor een parkeerterrein. Tot zover de boerderijen aan de noordkant van de Midstraat. Aan de zuidkant van Joure zijn vrijwel alle boerderijen verdwenen. Een paar die overbleven, schuilen achter een nieuwe autoweg en zijn slechts langs omwegen bereikbaar. De boerderijen van Baayma en Landman moesten wijken voor de aanleg van de Prins Willem Alexanderstraat en omgeving. Alle andere bedrijven aan het voormalige Binnenpad gingen dezelfde weg.

De Veltmansteeg, officieel bekend als de Roggemolensteeg, was oorspronkelijk het pad naar een korenmolen aan de Overspitting. De officiële naam verwijst naar deze molen, terwijl de gangbare naam afkomstig is van timmerman Johannes Baukes Veltman. Hij bezat naast zijn eigen woning ongeveer 26 arbeiderswoningen, waaronder vrijwel alle huizen in de steeg. Destijds was het gebruikelijk dat een steeg de naam kreeg van de grootste huizenbezitter, wat ook elders in Joure voorkwam. In de jaren twintig en dertig woonden er in de Veltmansteeg diverse kleurrijke figuren. Een opvallende bewoner was visboer Wietse Waterlander, bekend om zijn plagerige streken. Als hij zijn pruimtabak had uitgekauwd, gaf hij deze soms aan een jongere met de opmerking: "do soest altyd noch wat fan my ha" ("je wilde altijd nog iets van mij hebben"). Tegenwoordig zou je worden aangeklaagd. De dochters van zijn buren, Harm en Hendrikje, besloten op een avond wraak te nemen. Ze maakten een pop van een opgevulde overall en plaatsten deze rond middernacht voor Wietse's deur. Na herhaaldelijk kloppen op zijn raam, opende Wietse de deur met een brandende lucifer in de hand, waarna de pop op hem viel. Hij schrok zich een hoedje. Dit leidde tot grote hilariteit in de steeg.  Een andere keer haalden Gerrit Booij en zijn vrouw Janne een grap uit. Gerrit, die als eerste in Joure ijs verkocht vanuit de achterbak van een T-Ford, wist dat Wietse met open bedsteedeuren sliep. Op een zomernacht schoven ze het raam verder open en hingen een schapenkop aan een hengel boven Wietse's hoofd. Na op de buitendeur te bonzen, schrok Wietse wakker en riep luid, tot groot vermaak van de omstanders. Op warme zomernachten sliep Wietse soms in zijn viskar. Tijdens zo'n nacht werd hij gewekt door een politieagent die, nieuwsgierig naar de viskar, ernaast stond. Wietse, half wakker, zei: "wat is 't warm, net?" ("wat is het warm, hè?"), agent kreeg het er warm en koud tegelijk van. De Veltmansteeg huisvestte ook enkele bekende visstropers: Berend Regeling, Rigter van der Zee en Rutger Keunig. Zij zetten vaak palingrepen uit, zelfs tijdens een hevig onweer. Op een zaterdagnacht besloten ze hun geluk te beproeven in de Overspitting. De volgende ochtend haalden ze meer bokkingkoppen dan palingen boven water. Naast Wietse woonden er meer kleine zelfstandigen in de steeg. Franke de Boer was een meester in kastschilderen en verkocht later groenten vanuit een kar. Geertje Booij verkocht petroleum vanuit een vat in haar gang. Op zolder hield Tekstra zich bezig met houtsnijden. Tuindersfamilies zoals Kootje en Van Aalzum waren er gevestigd, evenals twee timmerwinkels en een groentewinkel. Voorin de steeg, achter de fietsmakerij van Schootstra, woonde en werkte smid Jacob Kerkhof. Voor drie centen kon je bij hem een klomp laten krammen (breuk herstellen). Als zijn pruimtabak op was, vroeg hij je om op één klomp naar Jacob Kornelis te gaan voor een nieuw pakje. Als dank mocht je één cent houden.

Marten Buis werd in 1914 geboren in Borbeck, vlakbij Oberhausen in Duitsland, als kind van Friese ouders. Zijn ouders waren rond 1913 naar het Ruhrgebied vertrokken als gastarbeiders, op zoek naar werk en een beter bestaan. De Eerste Wereldoorlog gooide echter roet in het eten, waardoor het gezin rond 1918 terugkeerde naar Friesland en zich vestigde in Joure, eerst in de Kaekelsteeg en later op het Patrimonium. Hoewel hij in Duitsland werd geboren, had Marten de Nederlandse nationaliteit en hoefde hij daardoor tijdens de Tweede Wereldoorlog niet op te komen voor Hitler-Duitsland. Marten Buis begon zijn loopbaan als stoffeerder bij de Jouster firma Van Achteren, gevestigd aan de Midstraat, in het pand waar tegenwoordig Van der Wiel accountants is gevestigd. Tijdens zijn werk volgde hij een opleiding etaleren in Amsterdam, waarmee hij zijn creatieve vaardigheden verder ontwikkelde. Later opende hij een antiekwinkel aan de Midstraat 32 in Joure. Een hardnekkige rugkwaal maakte dat hij zijn werk als stoffeerder en winkelier moest opgeven. Hij vond echter een nieuwe uitlaatklep in tekenen en schrijven. Buis trok door het dorp, legde het dagelijks leven vast in tekeningen en documenteerde zijn observaties in verhalen. Zijn liefde voor Joure en zijn oog voor detail leverden hem lokale bekendheid op, mede dankzij zijn maandelijkse bijdrage aan het MOB-krantje (Midstraat Op z’n Breedst), in samenwerking met Sjouke Kuindersma. Tot op hoge leeftijd bleef Marten Buis tekenen en schrijven. In 1991 bracht hij zijn verzamelde verhalen uit in het boek Binnenpaden en Buitenbeentjes, een ode aan het oude Joure. Hij overleed in 1994, maar zijn werk blijft een waardevolle bron voor de geschiedenis en het karakter van de Vlecke Joure.

In de 17e eeuw vestigde de invloedrijke familie Van Baerdt zich in Joure en liet het statige Oud Hof bouwen. Deze buitenplaats bevond zich op een strategische locatie aan de zuidkant van het dorp, met directe toegang tot het water via de Jentjesvaart en de Jonkersvaart. Deze waterwegen verbonden het landgoed met het open vaarwater, waardoor de familie goederen kon vervoeren zonder afhankelijk te zijn van andere routes of tolposten. Het Oud Hof was omgeven door zorgvuldig aangelegde tuinen, vijvers en grachten, die niet alleen dienden als sierlijke elementen, maar ook als praktische waterwegen. De hoofdingang van het landgoed bevond zich vermoedelijk ter hoogte van de huidige Heidensingel, waar vroeger een bruggetje lag dat toegang gaf tot het terrein. Na verloop van tijd verloor het Oud Hof zijn oorspronkelijke functie en werd het uiteindelijk afgebroken. Op het terrein zijn later woningen en instellingen gebouwd, waaronder het Theresiahuis. Toch herinneren straatnamen zoals de Hobbe van Baerdtstraat en de aanwezigheid van oude waterlopen aan de rijke geschiedenis van het landgoed. Reconstructie van de omgeving van het Oud Hof Op basis van historische kaarten en overleveringen kunnen we de omgeving van het Oud Hof als volgt reconstrueren: Locatie: Het Oud Hof bevond zich aan de zuidzijde van Joure, nabij de huidige Heidensingel en Hobbe van Baerdtstraat. Waterwegen: De Jentjesvaart en Jonkersvaart liepen langs het landgoed en verbonden het met het Kromme Var en andere open wateren. Toegang: De hoofdingang lag vermoedelijk bij de Heidensingel, waar een bruggetje toegang gaf tot het terrein. Omgeving: Het landgoed was omgeven door tuinen, vijvers en grachten, die zowel decoratief als functioneel waren. Hoewel het Oud Hof zelf niet meer bestaat, blijft de invloed ervan zichtbaar in het huidige Joure. Straatnamen, waterlopen en de structuur van de wijk herinneren aan het eens zo prominente landgoed van de familie Van Baerdt.

Wanneer Pake Jehannes (op de foto zesde van links met pijp) behoefte had aan pruimtabak maar geen geld had, wendde hij zich tot de spelende kinderen bij het Saal: “Ga allemaal naar huis om een cent op te halen, dan draag ik straks iets voor.” De kinderen renden naar huis en kwamen meestal terug met een cent. Ook moeders en andere buurtbewoners haastten zich naar het Saal. Van de ingezamelde centen hield Pake Jehannes er zes achter voor zijn pakje pruimtabak; de rest strooide hij in het rond, wat voor veel opwinding zorgde.​ Het publiek groeide, vooral toen het gerucht ging dat “de zoon van boer Albert een foto zou maken” – een zeldzame gebeurtenis. Toen iedereen verzameld was, begon Pake Jehannes. Hij koos willekeurig mensen uit de menigte of uit de buurt als onderwerp voor zijn voordrachten. Staand voor het Saal, met zijn blik omhoog en armen dramatisch geheven, begon hij te oreren:​ (vertaling rechts)“O Heare God yn ‘t Himelrykwat bin’ Jo gaven ûngelykwêrom is Simen Slak sa earmen Vegelin sa ryk?”​ "O here god in het hemelrijkWat zijn uw gaven ongelijkWaarom is Simen Slak zo armEn Vegelin zo rijk?" Een daverend applaus volgde. Simen (Slak) Krol, die vanwege een erfelijke spierziekte niet kon lopen, zat erbij op zijn stoel. Mensen waren niet snel gekwetst in die tijd. Bijna iedereen had tenslotte een bijnaam. Hij bereikte zijn roeibootje kruipend en had langs de oever vaste adressen voor een pruimpje tabak, een kopje koffie of soms een sigaar. De Jouster voetballers hadden voor zijn zoon Kees een karretje bij elkaar gespaard; pas zijn kleinzoons Johannes en Doetzen kregen een eigen vervoermiddel.​ Terug naar Pake Jehannes, die opnieuw Simen Krol als onderwerp nam:​ “O Heare God yn ‘t Himelrykwat bin’ Jo gaven ûngelykwêrom Simen Slak sa ‘n lekke skouen dokter Driessen in koets op ‘e dyk?”​ "O here god in het hemelrijkWat zijn uw gaven ongelijkWaarom Simen Slak zo'n lekke schouwen dokter Driessen een koets op de weg?" Na het gebruikelijke ritueel vervolgde hij:​ “O Heare God yn ‘t Himelrykwat bin’ Jo gaven ûngelykwêrom is Dútske Marie sa molligen Berber in libbend lyk?”​ "O here god in het hemelrijkWat zijn uw gaven ongelijkWaarom is Dútske Marie zo molligen Berber een levend lijk?" Het publiek lachte luid. Ondertussen kwamen arbeiders van de Keverling-fabriek naar buiten om aan de overkant van de sloot mee te luisteren. Pake Jehannes greep zijn kans:​ “O Heare God yn ‘t Himelrykwat bin’ Jo gaven ûngelykwêrom sit Koopie yn ‘t stjonkende Saalen Keverling yn in prachtich fabryk?”​ "O Here God in het hemelrijkWat zijn uw gaven ongelijkwaarom zit Koopie in het stinkende SaalEn Keverling in een prachtige fabriek?" Gejuich en applaus klonken van beide zijden van de sloot. Koopie, die normaal nooit buiten kwam, stond nu in de deuropening. Ze was een alleenstaande moeder met veel kinderen, wonend in het Saal zonder ramen, alleen hoge pakhuisruiten. In die tijd bestond er nog geen bijstand, en de armenzorg bleef onveranderd; het Saal bleef bevolkt door straatarme Jousters.​ Pake Jehannes besloot met:​ “O Heare God yn ‘t Himelrykwat bin’ Jo gaven ûngelykwêrom hat lange Jits sa ‘n lingteen is gouden Sjoerd sa ‘n pyk?”​ "O Here God in het hemelrijkWat zijn uw gaven ongelijkwaarom heeft lange Jits zo'n lengte en is beste Sjoerd zo'n klein kuikentje?" Intussen was fotograaf Ybele Jelsma bezig met zijn toestel. Simen Krol werd met stoel en al naar de fotograaf gedraaid, die de hele groep opstelde voor de foto. Zelfs Koopie en haar dochter Oale staan erop!​ Als je die foto bekijkt, zie je dat Pake Jehannes veel belangstelling trok. Eén ding is zeker: hij had zijn pakje pruimtabak dubbel en dwars verdiend!

Voorwoord door Marten Buis (1914-1994) Op een koude middag in de winter van 1953 kwam de Leeuwarder kunstschilder Joh. Elsinga bij ons op bezoek. Hij had net wat schilderopdrachten in Joure afgerond en maakte – voor zijn eigen plezier – een schets van de besneeuwde Kakelsteeg. Deze schets zou later de basis vormen voor een mooie ets. Tijdens de koffie vertelde hij over een man die hem op straat had aangesproken. “Ik zet dit er nog maar even op,” zei hij in het Liwadders dialect, “want ook hier in de bouw verdwijnt de mooie oude sfeer.” De reactie van de man was nuchter: “Mooie oude sfeer, zegt u? U bedoelt de armoede, de rotzooi en de stank? Dat mag van mij zo snel mogelijk verdwijnen. Onze ouders en grootouders zaten er ook al in vast. Eeuwenlang geen verandering.” In de zomer van 1954 werd de bovenbouw van de Tolhuisbrug afgekeurd, afgezaagd en nooit meer hersteld. Het water van de Kolk kwam tot stilstand. Datzelfde jaar veranderde ook sociaal Nederland: de komst van “Drees” betekende dat ouderen niet langer arm hoefden te zijn. Een nieuwe tijd brak aan – en met die tijd kwamen veel veranderingen in ons dorp. Door al die ontwikkelingen ontstond het idee om herinneringen aan het oude Joure vast te leggen, in woord en beeld. Dat idee heeft nog even moeten rijpen, maar uiteindelijk ligt het resultaat nu voor u. Ik hoop dat Binnenpaden en Buitenbeentjes u fijne momenten zal bezorgen en herinneringen oproept aan een tijd die velen van ons nog helder voor de geest staat. In het eerste hoofdstuk – “Oude land- en waterwegen” – heb ik een jeugdherinnering verwerkt die veel indruk op mij maakte. Ook andere verhalen in dit boek zijn gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Toch heb ik geprobeerd ze zo te vertellen dat ze herkenbaar zijn voor u als lezer – want ik geloof dat veel van mijn leeftijdgenoten soortgelijke herinneringen koesteren. Tot slot wil ik mijn dank uitspreken aan iedereen die heeft geholpen bij de totstandkoming van dit boek. Dankzij bijdragen van onder meer Douwe Egberts, de Friesland Bank, Kultuerried Skasterlân, het N.M.B., het Nutsdepartement, Stichting Westermeer, de Verenigde Jouster Drukkerijen en de heer P.R. van der Zee, is dit boek mogelijk geworden. Zonder hen zou dit project niet van de grond zijn gekomen. Addendum door Max Buis, zoon van Marten Buis Met het verschijnen van dit boek op internet wordt een wens in vervulling gebracht die mijn vader ongetwijfeld zou hebben gewaardeerd. Hij vond het belangrijk om herinneringen aan het oude Joure levend te houden – niet alleen voor zijn generatiegenoten, maar juist ook voor jongere mensen die via deze verhalen een beeld krijgen van hoe het leven vroeger was. Dat zijn werk nu online beschikbaar is, maakt het mogelijk om een geheel nieuw en internationaal publiek te bereiken. Het geeft zijn woorden een tweede leven – iets waar hij met trots en dankbaarheid op zou hebben teruggekeken.



Locatie