Welkom in Oud Joure

Oud Joure vormt het levendige hart van de Vlecke Joure – een term die aangeeft dat Joure historisch gezien geen dorp, maar een bijzondere nederzetting is, groter dan een dorp en kleiner dan een stad. Een plek doordrenkt van historie, herinneringen en het karakter van vroeger... {Lees meer over Oud Joure}.

Via deze website ontdekt u alles over Oud Joure. Hoe zag de Vlecke er vroeger uit? Waar lagen de steegjes en opvaarten? Waar stonden de fabrieken en boerderijen? Wie waren de markante bewoners en wat maakte hen bijzonder? Welke onvergetelijke gebeurtenissen vonden hier plaats? U vindt het binnenkort allemaal op deze website.

Binnenpaden en Buitenbeentjes

Soms moeten we dankbaar zijn voor de mensen die in het verleden de tegenwoordigheid van geest hadden om het belang van geschiedenis vast te leggen. Mensen die inzagen dat verhalen, herinneringen en kleine details anders misschien voor altijd verloren zouden gaan. Dankzij hun inzet kunnen wij vandaag de dag nog steeds terugkijken, begrijpen en waarderen waar we vandaan komen en waar we ons bevinden.

Een van die mensen was Marten Buis. In 1991 schreef hij het boek Binnenpaden en Buitenbeentjes, waarin hij met zorg en toewijding verhalen verzamelde over Oud Joure. Zijn werk is meer dan een opsomming van feiten; het is een levendige weerspiegeling van een gemeenschap, van mensenlevens en van het karakter van een bijzondere plek. Dankzij zijn inzet is er een waardevolle schat aan herinneringen en illustraties bewaard gebleven, die ons verbinden met het verleden en het verhaal van Joure levend houdt voor de generaties na ons. Het werk van Marten Buis vormt de basis voor deze website.

Een Jouster feuilleton

De beheerders van deze website willen iedere werkdag minimaal één nieuw verhaal publiceren (op deze website heet dit een 'venster'). De aftrap is voor het venster van Westermeer. Nieuwe verhalen worden telkens als uitgelicht verhaal op de homepage gepubliceerd. Er liggen honderden verhalen te wachten. Kortom, het loont de moeite om morgen gewoon weer een kijkje te nemen op deze website.

Oproep

Deze website wordt volledig gebouwd en beheerd door vrijwilligers. Jouster bedrijf DeeEnAa, Online City- en Regiomarketing in de Boterstraat sponsort de website. De site is gebouwd met ErfgoedCMS, een 'content management systeem' speciaal voor erfgoedcollecties zoals stads- en dorpsarchieven en collecties van oudheidkamers en streekmusea. Wil je als vrijwilliger meewerken aan deze website of heb je materiaal dat er niet op mag ontbreken? Neem dan contact op via het contactformulier of direct met Max Buis (Boterstraat 30, 06-20187087) of Bauke Folkertsma van DeeEnAa (Boterstraat 9, bauke@deeenaa.nl).



Uitgelichte vensters:

Het gebied rond Museum Joure wordt vaak beschouwd als het mooiste stukje van Joure. Dit charmante deel van het dorp... beter gezegd "de Vlecke", ademt geschiedenis, ambacht en karakter. Mensen met verstand van dorpsgezichten noemen het vaak "een mooi ensemble", vrij vertaald een mooie verzameling. Museum Joure is gevestigd op een uniek, historisch industrieterrein midden in het centrum. Het bestaat uit tien monumentale panden, waaronder de eerste fabriek van Douwe Egberts, de iconische winkel De Witte Os en diverse werkplaatsen zoals een klokkenmakerij, drukkerij en metaalwarenfabriek. Bezoekers kunnen hier niet alleen kijken, maar ook zelf ervaren hoe koffie werd gebrand, klokken werden gemaakt en drukwerk tot stand kwam. Rondom het museum ligt een sfeervol park met kades, een museumtuin en het zes meter hoge kunstwerk 'Kaskade' van Klaas Gubbels. Deze omgeving nodigt uit tot wandelen en genieten van de rust en het groen. Het museumcafé, gevestigd in de voormalige tuinkamer van een Douwe Egberts-directeur, biedt een gezellige plek om te ontspannen met een kop koffie of thee.  De Midstraat, waar De Witte Os zich bevindt, is een levendige winkelstraat met een rijke geschiedenis. Hier proef je de sfeer van vroeger en zie je hoe Joure zich heeft ontwikkeld tot een ambachtsdorp met stadse allure. De combinatie van historische panden, ambachtelijke winkels en gezellige cafés maakt dit deel van Joure bijzonder aantrekkelijk. Of je nu geïnteresseerd bent in geschiedenis, ambacht of gewoon wilt genieten van een mooie omgeving of een mooie verzameling, het gebied rond Museum Joure biedt voor ieder wat wils. Het is een plek waar het verleden tot leven komt en waar je de passie voor het maken kunt voelen.

Voorwoord door Marten Buis (1914-1994) Op een koude middag in de winter van 1953 kwam de Leeuwarder kunstschilder Joh. Elsinga bij ons op bezoek. Hij had net wat schilderopdrachten in Joure afgerond en maakte – voor zijn eigen plezier – een schets van de besneeuwde Kakelsteeg. Deze schets zou later de basis vormen voor een mooie ets. Tijdens de koffie vertelde hij over een man die hem op straat had aangesproken. “Ik zet dit er nog maar even op,” zei hij in het Liwadders dialect, “want ook hier in de bouw verdwijnt de mooie oude sfeer.” De reactie van de man was nuchter: “Mooie oude sfeer, zegt u? U bedoelt de armoede, de rotzooi en de stank? Dat mag van mij zo snel mogelijk verdwijnen. Onze ouders en grootouders zaten er ook al in vast. Eeuwenlang geen verandering.” In de zomer van 1954 werd de bovenbouw van de Tolhuisbrug afgekeurd, afgezaagd en nooit meer hersteld. Het water van de Kolk kwam tot stilstand. Datzelfde jaar veranderde ook sociaal Nederland: de komst van “Drees” betekende dat ouderen niet langer arm hoefden te zijn. Een nieuwe tijd brak aan – en met die tijd kwamen veel veranderingen in ons dorp. Door al die ontwikkelingen ontstond het idee om herinneringen aan het oude Joure vast te leggen, in woord en beeld. Dat idee heeft nog even moeten rijpen, maar uiteindelijk ligt het resultaat nu voor u. Ik hoop dat Binnenpaden en Buitenbeentjes u fijne momenten zal bezorgen en herinneringen oproept aan een tijd die velen van ons nog helder voor de geest staat. In het eerste hoofdstuk – “Oude land- en waterwegen” – heb ik een jeugdherinnering verwerkt die veel indruk op mij maakte. Ook andere verhalen in dit boek zijn gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Toch heb ik geprobeerd ze zo te vertellen dat ze herkenbaar zijn voor u als lezer – want ik geloof dat veel van mijn leeftijdgenoten soortgelijke herinneringen koesteren. Tot slot wil ik mijn dank uitspreken aan iedereen die heeft geholpen bij de totstandkoming van dit boek. Dankzij bijdragen van onder meer Douwe Egberts, de Friesland Bank, Kultuerried Skasterlân, het N.M.B., het Nutsdepartement, Stichting Westermeer, de Verenigde Jouster Drukkerijen en de heer P.R. van der Zee, is dit boek mogelijk geworden. Zonder hen zou dit project niet van de grond zijn gekomen. Addendum door Max Buis, zoon van Marten Buis Met het verschijnen van dit boek op internet wordt een wens in vervulling gebracht die mijn vader ongetwijfeld zou hebben gewaardeerd. Hij vond het belangrijk om herinneringen aan het oude Joure levend te houden – niet alleen voor zijn generatiegenoten, maar juist ook voor jongere mensen die via deze verhalen een beeld krijgen van hoe het leven vroeger was. Dat zijn werk nu online beschikbaar is, maakt het mogelijk om een geheel nieuw en internationaal publiek te bereiken. Het geeft zijn woorden een tweede leven – iets waar hij met trots en dankbaarheid op zou hebben teruggekeken.

In 1749 richtte Krijn Wijbrens een boomkwekerij op in Joure, op de plek waar ooit de State Van Baerdt stond, tussen de Eerste en Tweede Bûtsingel. De kwekerij groeide gestaag en specialiseerde zich in laan- en erfbomen. Daarnaast werden groenten en fruit geteeld, waaronder de beroemde Jouster aardbeien. Ook palmheesters, gesnoeid in diverse vormen, en rozen—gekweekt op een plek die door oud-medewerkers 'de schans' werd genoemd—behoorden tot het assortiment. Een andere belangrijke activiteit was de teelt en verwerking van cichorei.​ Na Krijn Wijbrens nam zijn zoon, Wijbren Krijns, de leiding over. Hij was getrouwd met Hiltje Lubberts Cath, maar het paar bleef kinderloos. Zijn zus Namkje trouwde met Sipke Thijsses Taconis, die vervolgens compagnon werd. Vanaf dat moment bleef de kwekerij in handen van de familie Taconis. In 1878 gingen vier Taconis-leden een vennootschap aan onder de naam "Firma Wijbren Krijns & Comp". Bij de opheffing heette het bedrijf "N.V. Boomkwekerijen v/h Wijbren Krijns & Co", maar in de volksmond stond het bekend als de "Taconistuin".​ De kwekerij bood werk aan tientallen mensen, zowel in de zomer als in de winter, een unicum voor Joure in die tijd. De aankondiging van de verkoop in 1927 veroorzaakte dan ook grote schrik onder de bevolking. Wie met de tram richting Sneek reisde, passeerde na de cichoreifabriek op de hoek van de Harddraversdijk een kilometerlange, goed onderhouden kwekerij. Men zei vaak dat het terrein net zo groot was als de rest van Joure, wat niet ver van de waarheid was.​ Op 6 oktober 1927 begon het verkoopproces met een openbare veiling van diverse planten en bomen. De kwekerij, inclusief schuur, stalling, kantoor en bouwterreinen, werd op 7 november voorlopig en op 21 november definitief verkocht in 32 percelen.​ De zondag na de bekendmaking van de verkoop wandelden veel Jousters over de Zomerdijk en Harddraversdijk, destijds nog zandpaden zonder bebouwing. Men hoopte dat een grote investeerder de kwekerij zou overnemen en voortzetten, maar dat gebeurde niet. Zelfs de bomen met de geliefde jutteperen werden verkocht. De jeugd had deze peren altijd weten te vinden en bewaarde ze vaak in een hol in het Bereboskje naast de Harddraversdijk, ondanks de pogingen van Hendrik om hen tegen te houden.​ Na de verkoop kwam er weer bouwgrond beschikbaar in Joure, wat leidde tot lintbebouwing langs de voormalige kwekerij.

Ooit kronkelden er tientallen smalle stegen door Oud Joure. Sommige waren nauwelijks breed genoeg voor een kruiwagen, andere dienden als drukke doorgangen naar werkplaatsen, molens of kleine arbeiderswoningen. Vandaag de dag zijn veel van die stegen verdwenen of verstopt geraakt achter nieuwbouw en schuttingen, maar wie goed kijkt, kan hier en daar nog een glimp opvangen van deze verborgen geschiedenis. De namen van die stegen vertelden je precies waar je was – of wie er de baas was. Zo werd een steeg vaak vernoemd naar een invloedrijke huizenbezitter die er woonde of meerdere woningen of kamers bezat. Andere stegen droegen de naam van een plek waar ze naartoe leidden: een molen of een markante werkplaats. Neem bijvoorbeeld de Veltmansteeg, genoemd naar Johannes Baukes Veltman, timmerman en huisjesmelker avant la lettre, die bijna de hele steeg bezat. Of de Houtmolensteeg, die zijn naam dankt aan de molen waar hout werd gezaagd – het ritme van het molenrad moet daar ooit hoorbaar zijn geweest tussen de muren. De Gerben Martenssteeg, genoemd naar een markante dorpsfiguur wiens naam nog steeds klinkt als je goed luistert. In deze stegen gebeurde het vlijtige en dorpse leven. Kinderen speelden er met zelfgemaakte tollen, buren kletsten over het weer en de laatste nieuwtjes, en er werd hard gewerkt – in viskarren, timmerwinkels, smederijen of vanuit huis. De stegen vormden een netwerk van verhalen, verbonden door plavuizen, klinkers en zandpaadjes, fluisterend van vroeger tijden. Vandaag zijn het slechts namen op oude kaarten of vage herinneringen van oudere inwoners. Maar voor wie de geschiedenis van Joure wil voelen, loont het de moeite om stil te staan bij die vergeten paden. Daar, tussen de stenen, liggen de wortels van het dorp – verstopt, maar nooit helemaal verdwenen. Alle stegen zullen op deze website herleven. Tijdens een dorpswandeling met een gids passeren ze trouwens ook de revue, dus van harte aanbevolen om deze eens te boeken bij de lokale VVV.

Vandaag de dag herinnert niets in de Boterstraat nog aan haar agrarische oorsprong. Wat ooit misschien boerenland was, werd in de loop van de tijd volgebouwd met piepkleine huisjes, werkplaatsen, pakhuizen en winkeltjes. Handelaren en huisjesmelkers zagen kansen en benutten iedere vierkante meter. Wie het straatje vandaag ziet, kan zich nauwelijks voorstellen hoeveel bedrijvigheid er ooit was. In de 19e en 20e eeuw zaten er onder andere twee bakkerijen, twee brandstofzaken, een manufacturier, een meubelmakerij (van Franke Looyenga), een schilderwerkplaats, kruideniers, groentehandelaren en een slager. Volgens de gemeentelijke administratie van 1864 woonden en werkten er verbazingwekkend veel mensen op dit kleine stukje Joure. De lijst van woningeigenaren maakt bovendien duidelijk dat sommige families, zoals de dames Bourboom en Borduin en de familie Looyenga, goed geboerd hebben als verhuurders. Kleine kamers leverden een huurder een gulden per week op — een rendement van 100% op een investering van vijftig gulden! Daar kunnen hedendaagse "huisjesmelkers" slechts van dromen. Een kleurrijk figuur uit die tijd was Jan Bosma, bijgenaamd "Jan Poppelapke". Als hij een bestelling moest bezorgen, wandelde hij met zijn fiets aan de hand naar de Midstraat, zette zich pas bij de Jouster toren af en sprong dan sierlijk op zijn zadel. Zijn vaste ritueel zorgde altijd voor een glimlach bij omstanders. Een andere bekende was slager Wiersma, die elk jaar rond Pasen als eerste met een versierde koe door de Midstraat trok. De Concertzaal en de Preciezen Een bijzonder gebouw in de Boterstraat was de Concertzaal van Romke Sjoerds de Boer. Voordat het een café en danszaal werd, stond hier vanaf 1761 de kerk van een afgescheiden groep Doopsgezinden, de zogenaamde "Preciezen". Na hun hereniging met andere Doopsgezinden in 1817, kreeg het gebouw meerdere bestemmingen: van catechisatieruimte tot vergaderplek en later verkoop aan de Gereformeerde gemeente. Vanaf 1922 begon het pand een tweede leven als uitgaansplek. In crisistijd bood Romke's Concertzaal jongeren een betaalbare plek om samen te komen: één consumptie was genoeg om de hele avond te blijven hangen — én danslessen te volgen. Leven in de zijsteegjes De smalste steegjes van Joure lagen rondom de Boterstraat. Grote gezinnen, zoals dat van stoelenmatter Hendrik Kallenkote, woonden er in krappe kamertjes uit de vroege 18e eeuw. De dagelijkse strijd om ruimte was groot, zeker als er met een afgewerkte stoel achter op de fiets gemanoeuvreerd moest worden door het nauwe steegje. Zelfs in deze omstandigheden bloeide het verenigingsleven: de “roden” hielden vergaderingen en zangrepetities in een piepklein, donker gebouwtje. Wie nu terugkijkt op “de goede oude tijd” ziet vooral het charmante plaatje, een ensemble van mooie gevels en een wit houten ophaalbruggetje. Maar achter de nostalgie schuilen ook de schaduwkanten van een tijd waarin het leven in de Boterstraat verre van makkelijk was.

Veel verhalen over de oude land- en waterwegen zijn gebaseerd op overlevering én eigen ervaring. Eén van de belangrijkste bronnen is Pietje de Jong-Vermaning (1840–1923), de overgrootmoeder van schrijver Marten Buis. Pietje woonde met haar man Tamme in het Onland en had als kind al een grote interesse in de geschiedenis van de streek. Ze leerde veel van haar schoonvader, geboren in 1776, die ook allerlei oude verhalen kende. Marten Buis herinnert zich nog levendig een gesprek met zijn overgrootmoeder toen hij acht jaar oud was, op haar 82e verjaardag in 1922. Tijdens een wandeling naar haar huis vroeg hij: "Beppe, zijn er ook wolven op de Wolvedijk?" Pietje legde uit dat er nooit wolven zijn geweest; de naam Wolvedijk kwam van de man die de dijk ooit had aangelegd. Vroeger liep de oude dijk veel verder door, zelfs tot in Duitsland, en langs die route trok veel vreemd volk. ’s Nachts brandden er vuren en er waren soms vechtpartijen. Het was een gevaarlijke reis, niet voor iedereen weggelegd. Later ontdekte Marten dat zijn beppe verwees naar een eeuwenoude handelsweg: de route van Coevorden naar Staveren, bekend als de "Groote Friesche Weg." Deze weg en andere handelsroutes zijn vaak onderzocht, maar historici waren het niet altijd eens over de exacte ligging. Volgens de “Geschiedenis van Friesland” liep deze handelsroute via St. Nicolaasga, Tjerkgaast en Sloten naar Gaasterland – precies zoals Pietje het vertelde. Mr. SJ. Fockema Andreae schrijft in het hoofdstuk “Dijken of Wijken” namelijk onder meer het volgende:>>>>> “Naast vier waterwegen - het Vlie, de Eems, de Wezer en de Elbe - kent de negende van de zeventien keuren drie landwegen van internationale betekenis; de weg van Oldenburg naar Jever (wat toen een zeestad was en lang zou blijven), de weg van Münster langs de Eems naar Emden en de weg van Koevorden naar Staveren. Deze weg moet ons even bezig houden. Wij geloven niet dat hij, zoals nog Woebcken wil, langs de Vecht en de kust zou hebben gelopen; veeleer zocht ook deze weg het “over het hoog”, door de Wouden en dan over St. Nicolaasga, Tjerkgaast en Sloten naar Gaasterland. Na de tijd van de oude Friese wetten verneemt men niets meer van deze weg; hij was geheel verdrongen.” De Haulstersingel, het Bospad en de Wolvedijk in Joure vormen waarschijnlijk samen een stukje van deze oude route: een natuurlijke weg, ontstaan door eeuwenlang gebruik. Er zijn ook sporen van oude waterwegen. Ten zuiden van de Haulstersingel en de Hoge Zomerdijk moet vroeger een vaarroute hebben gelopen. Bewijs daarvoor kwam aan het licht in 1938, toen bij graafwerkzaamheden voor Rijksweg 43 scheepsresten werden gevonden, zoals een stuk roer en een zwaard. Volgens Roel Piters de Jong liep deze vaarweg vanuit de Veenscheiding, langs De Kooi, via Ooster- en Westersijpen naar de Langweerder Wielen. Door de aanleg van snelwegen is het landschap rond de Haulstersingel flink veranderd. De bouw van de rotonde vóór Pasen 1975 sneed de directe verbinding naar de bosgebieden af. Ook de aanleg van de snelweg Joure–Lemmer en later Joure–Sneek verdeelde de oude singel in twee aparte stukken. Daarmee ging een deel van de rust en de wandelmogelijkheden in dit historische gebied verloren. Noot van de redactie: U vraagt zich tijdens het lezen van dit verhaal mogelijk af waar het Onland was, of de Wolvedijk de Haulstersingel, het Bospad, de Veenscheiding, de Kooi en Ooster- en Westersijpen. Dit gaan we u allemaal vertellen in afzonderlijke verhalen en laten zien op de Google Maps kaart.

In de 17e eeuw vestigde de invloedrijke familie Van Baerdt zich in Joure en liet het statige Oud Hof bouwen. Deze buitenplaats bevond zich op een strategische locatie aan de zuidkant van het dorp, met directe toegang tot het water via de Jentjesvaart en de Jonkersvaart. Deze waterwegen verbonden het landgoed met het open vaarwater, waardoor de familie goederen kon vervoeren zonder afhankelijk te zijn van andere routes of tolposten. Het Oud Hof was omgeven door zorgvuldig aangelegde tuinen, vijvers en grachten, die niet alleen dienden als sierlijke elementen, maar ook als praktische waterwegen. De hoofdingang van het landgoed bevond zich vermoedelijk ter hoogte van de huidige Heidensingel, waar vroeger een bruggetje lag dat toegang gaf tot het terrein. Na verloop van tijd verloor het Oud Hof zijn oorspronkelijke functie en werd het uiteindelijk afgebroken. Op het terrein zijn later woningen en instellingen gebouwd, waaronder het Theresiahuis. Toch herinneren straatnamen zoals de Hobbe van Baerdtstraat en de aanwezigheid van oude waterlopen aan de rijke geschiedenis van het landgoed. Reconstructie van de omgeving van het Oud Hof Op basis van historische kaarten en overleveringen kunnen we de omgeving van het Oud Hof als volgt reconstrueren: Locatie: Het Oud Hof bevond zich aan de zuidzijde van Joure, nabij de huidige Heidensingel en Hobbe van Baerdtstraat. Waterwegen: De Jentjesvaart en Jonkersvaart liepen langs het landgoed en verbonden het met het Kromme Var en andere open wateren. Toegang: De hoofdingang lag vermoedelijk bij de Heidensingel, waar een bruggetje toegang gaf tot het terrein. Omgeving: Het landgoed was omgeven door tuinen, vijvers en grachten, die zowel decoratief als functioneel waren. Hoewel het Oud Hof zelf niet meer bestaat, blijft de invloed ervan zichtbaar in het huidige Joure. Straatnamen, waterlopen en de structuur van de wijk herinneren aan het eens zo prominente landgoed van de familie Van Baerdt.

Oud Joure vormt het levendige hart van de Vlecke Joure – een term die aangeeft dat Joure historisch gezien geen dorp, maar een bijzondere nederzetting is, groter dan een dorp en kleiner dan een stad. Een plek doordrenkt van historie, herinneringen en het karakter van vroeger. De Midstraat, al eeuwenlang de centrale levensader, verbindt de oorspronkelijke kernen Westermeer en Joure met elkaar. Vandaag de dag herinneren de scheve toren van Westermeer en de trotse Jouster Toer nog steeds aan deze oude tweedeling. Aan de zijde van de Jouster Toer ligt de Kolk, ooit een bruisend middelpunt van handel en bedrijvigheid. Schepen meerden hier aan, goederen werden verhandeld, en het water was de levensader die Joure liet bloeien. Rondom deze Kolk ontstonden straten als de Midstraat, Geelgietersstraat, Slachtedijk en E.A. Borgerstraat – elk met hun eigen verhalen, bewoners en tradities. Wie door Oud Joure wandelt, voelt de geschiedenis onder zijn voeten en ziet die weerspiegeld in de oude gevels, die nog steeds hun authentieke charme uitstralen. Veel panden zijn meer dan honderd jaar oud en dragen de sporen van generaties die er woonden, werkten en leefden. De geur van versgebakken brood, het gelach van spelende kinderen en buren die over de heg een praatje maken – in Oud Joure lijkt de tijd soms even stil te staan. Juist die tijdloosheid geeft het zijn bijzondere waarde. Oud Joure ademt ambacht en nijverheid. Vroeger werkten hier kopergieters, klokkenmakers en koffiebranders; hun vakmanschap leeft voort, onder andere in het nabijgelegen Museum Joure, vlak bij de Kolk. Maar Oud Joure is meer dan een herinnering aan vroeger. Het leeft en bruist. Bewoners koesteren hun buurt en dragen het verleden met trots, terwijl bezoekers zich laten betoveren door de unieke sfeer. Via deze website ontdekt u alles over Oud Joure. Hoe zag de Vlecke er vroeger uit? Waar lagen de steegjes en opvaarten? Waar stonden de fabrieken en boerderijen? Wie waren de markante bewoners en wat maakte hen bijzonder? Welke onvergetelijke gebeurtenissen vonden hier plaats? U vindt het binnenkort allemaal hier.

Lang voordat fabrieken en machines het straatbeeld bepaalden, klonk in de straten van Joure het ritmische tikken van hamers, het suizende geluid van beitels over hout, en het sissende gieten van gloeiend metaal. Joure was een echt ambachtsdorp, waar vakmanschap en nijverheid de ruggengraat vormden van de lokale economie. In de kleine werkplaatsen en achterhuizen werkten generaties lang ambachtslieden aan hun met zorg gemaakte producten. Neem de kastmakers: zij bouwden kasten met rijke houtsnijwerk en verborgen laadjes, ware kunstwerken die vaak het middelpunt van de woonkamer waren. Niet ver daarvandaan stonden de koper- of geelgieters aan hun ovens. In hun roodgloeiende werkplaatsen goten ze met uiterste precisie onderdelen voor Friese klokken, gebruiksvoorwerpen en later ook onderdelen voor de opkomende zuivelindustrie. Ook de zilversmeden, klokkenmakers, kuipers en tingieters waren bekende gezichten in het dorpsleven. Elk ambacht had zijn eigen geur, geluid en ritueel. In Joure was zelfs de scheepsbouw goed vertegenwoordigd – logisch, met al dat water in de omgeving. En laten we de drukkerijen, leerlooiers, smeden en zeepzieders niet vergeten; stuk voor stuk droegen zij bij aan een bruisend netwerk van handwerk en innovatie. Wat deze ambachten bijzonder maakte, was de onderlinge samenwerking. De klokmaker had de kastmaker nodig, die op zijn beurt afhankelijk was van de houtleverancier. De geelgieter goot het uurwerk, en de schilder voorzag het van sierlijke decoraties. Alles was met elkaar verweven, als een goed afgestemde machine — maar dan van vlees, bloed en vakmanschap. Tegenwoordig zijn veel van deze ambachten verdwenen of veranderd, maar hun sporen zijn nog overal zichtbaar. In de gebouwen, in de verhalen van oude families, en in het Jouster Museum, waar de geest van dit ambachtelijke verleden springlevend wordt gehouden. Joure mag dan modern zijn geworden, maar het hart klopt nog altijd in het ritme van de handenarbeid die het dorp groot maakte.



Locatie