Uitgelichte vensters:

Lang voordat fabrieken en machines het straatbeeld bepaalden, klonk in de straten van Joure het ritmische tikken van hamers, het suizende geluid van beitels over hout, en het sissende gieten van gloeiend metaal. Joure was een echt ambachtsdorp, waar vakmanschap en nijverheid de ruggengraat vormden van de lokale economie. In de kleine werkplaatsen en achterhuizen werkten generaties lang ambachtslieden aan hun met zorg gemaakte producten. Neem de kastmakers: zij bouwden kasten met rijke houtsnijwerk en verborgen laadjes, ware kunstwerken die vaak het middelpunt van de woonkamer waren. Niet ver daarvandaan stonden de koper- of geelgieters aan hun ovens. In hun roodgloeiende werkplaatsen goten ze met uiterste precisie onderdelen voor Friese klokken, gebruiksvoorwerpen en later ook onderdelen voor de opkomende zuivelindustrie. Ook de zilversmeden, klokkenmakers, kuipers en tingieters waren bekende gezichten in het dorpsleven. Elk ambacht had zijn eigen geur, geluid en ritueel. In Joure was zelfs de scheepsbouw goed vertegenwoordigd – logisch, met al dat water in de omgeving. En laten we de drukkerijen, leerlooiers, smeden en zeepzieders niet vergeten; stuk voor stuk droegen zij bij aan een bruisend netwerk van handwerk en innovatie. Wat deze ambachten bijzonder maakte, was de onderlinge samenwerking. De klokmaker had de kastmaker nodig, die op zijn beurt afhankelijk was van de houtleverancier. De geelgieter goot het uurwerk, en de schilder voorzag het van sierlijke decoraties. Alles was met elkaar verweven, als een goed afgestemde machine — maar dan van vlees, bloed en vakmanschap. Tegenwoordig zijn veel van deze ambachten verdwenen of veranderd, maar hun sporen zijn nog overal zichtbaar. In de gebouwen, in de verhalen van oude families, en in het Jouster Museum, waar de geest van dit ambachtelijke verleden springlevend wordt gehouden. Joure mag dan modern zijn geworden, maar het hart klopt nog altijd in het ritme van de handenarbeid die het dorp groot maakte.

In 1749 richtte Krijn Wijbrens een boomkwekerij op in Joure, op de plek waar ooit de State Van Baerdt stond, tussen de Eerste en Tweede Bûtsingel. De kwekerij groeide gestaag en specialiseerde zich in laan- en erfbomen. Daarnaast werden groenten en fruit geteeld, waaronder de beroemde Jouster aardbeien. Ook palmheesters, gesnoeid in diverse vormen, en rozen—gekweekt op een plek die door oud-medewerkers 'de schans' werd genoemd—behoorden tot het assortiment. Een andere belangrijke activiteit was de teelt en verwerking van cichorei.​ Na Krijn Wijbrens nam zijn zoon, Wijbren Krijns, de leiding over. Hij was getrouwd met Hiltje Lubberts Cath, maar het paar bleef kinderloos. Zijn zus Namkje trouwde met Sipke Thijsses Taconis, die vervolgens compagnon werd. Vanaf dat moment bleef de kwekerij in handen van de familie Taconis. In 1878 gingen vier Taconis-leden een vennootschap aan onder de naam "Firma Wijbren Krijns & Comp". Bij de opheffing heette het bedrijf "N.V. Boomkwekerijen v/h Wijbren Krijns & Co", maar in de volksmond stond het bekend als de "Taconistuin".​ De kwekerij bood werk aan tientallen mensen, zowel in de zomer als in de winter, een unicum voor Joure in die tijd. De aankondiging van de verkoop in 1927 veroorzaakte dan ook grote schrik onder de bevolking. Wie met de tram richting Sneek reisde, passeerde na de cichoreifabriek op de hoek van de Harddraversdijk een kilometerlange, goed onderhouden kwekerij. Men zei vaak dat het terrein net zo groot was als de rest van Joure, wat niet ver van de waarheid was.​ Op 6 oktober 1927 begon het verkoopproces met een openbare veiling van diverse planten en bomen. De kwekerij, inclusief schuur, stalling, kantoor en bouwterreinen, werd op 7 november voorlopig en op 21 november definitief verkocht in 32 percelen.​ De zondag na de bekendmaking van de verkoop wandelden veel Jousters over de Zomerdijk en Harddraversdijk, destijds nog zandpaden zonder bebouwing. Men hoopte dat een grote investeerder de kwekerij zou overnemen en voortzetten, maar dat gebeurde niet. Zelfs de bomen met de geliefde jutteperen werden verkocht. De jeugd had deze peren altijd weten te vinden en bewaarde ze vaak in een hol in het Bereboskje naast de Harddraversdijk, ondanks de pogingen van Hendrik om hen tegen te houden.​ Na de verkoop kwam er weer bouwgrond beschikbaar in Joure, wat leidde tot lintbebouwing langs de voormalige kwekerij.

Voorwoord door Marten Buis (1914-1994) Op een koude middag in de winter van 1953 kwam de Leeuwarder kunstschilder Joh. Elsinga bij ons op bezoek. Hij had net wat schilderopdrachten in Joure afgerond en maakte – voor zijn eigen plezier – een schets van de besneeuwde Kakelsteeg. Deze schets zou later de basis vormen voor een mooie ets. Tijdens de koffie vertelde hij over een man die hem op straat had aangesproken. “Ik zet dit er nog maar even op,” zei hij in het Liwadders dialect, “want ook hier in de bouw verdwijnt de mooie oude sfeer.” De reactie van de man was nuchter: “Mooie oude sfeer, zegt u? U bedoelt de armoede, de rotzooi en de stank? Dat mag van mij zo snel mogelijk verdwijnen. Onze ouders en grootouders zaten er ook al in vast. Eeuwenlang geen verandering.” In de zomer van 1954 werd de bovenbouw van de Tolhuisbrug afgekeurd, afgezaagd en nooit meer hersteld. Het water van de Kolk kwam tot stilstand. Datzelfde jaar veranderde ook sociaal Nederland: de komst van “Drees” betekende dat ouderen niet langer arm hoefden te zijn. Een nieuwe tijd brak aan – en met die tijd kwamen veel veranderingen in ons dorp. Door al die ontwikkelingen ontstond het idee om herinneringen aan het oude Joure vast te leggen, in woord en beeld. Dat idee heeft nog even moeten rijpen, maar uiteindelijk ligt het resultaat nu voor u. Ik hoop dat Binnenpaden en Buitenbeentjes u fijne momenten zal bezorgen en herinneringen oproept aan een tijd die velen van ons nog helder voor de geest staat. In het eerste hoofdstuk – “Oude land- en waterwegen” – heb ik een jeugdherinnering verwerkt die veel indruk op mij maakte. Ook andere verhalen in dit boek zijn gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Toch heb ik geprobeerd ze zo te vertellen dat ze herkenbaar zijn voor u als lezer – want ik geloof dat veel van mijn leeftijdgenoten soortgelijke herinneringen koesteren. Tot slot wil ik mijn dank uitspreken aan iedereen die heeft geholpen bij de totstandkoming van dit boek. Dankzij bijdragen van onder meer Douwe Egberts, de Friesland Bank, Kultuerried Skasterlân, het N.M.B., het Nutsdepartement, Stichting Westermeer, de Verenigde Jouster Drukkerijen en de heer P.R. van der Zee, is dit boek mogelijk geworden. Zonder hen zou dit project niet van de grond zijn gekomen. Addendum door Max Buis, zoon van Marten Buis Met het verschijnen van dit boek op internet wordt een wens in vervulling gebracht die mijn vader ongetwijfeld zou hebben gewaardeerd. Hij vond het belangrijk om herinneringen aan het oude Joure levend te houden – niet alleen voor zijn generatiegenoten, maar juist ook voor jongere mensen die via deze verhalen een beeld krijgen van hoe het leven vroeger was. Dat zijn werk nu online beschikbaar is, maakt het mogelijk om een geheel nieuw en internationaal publiek te bereiken. Het geeft zijn woorden een tweede leven – iets waar hij met trots en dankbaarheid op zou hebben teruggekeken.

Waar veel boeren zijn, ontstaat handel. In Joure gebeurde dat heel natuurlijk. De eerste boeren streken neer op het hogere zand tussen het moeras. Ze verbouwden vlas, boekweit en aardappelen, en later ook graan. Voor hun koeien staken ze turf en hooi uit de lager gelegen veengebieden. Het veen werd gebruikt om te verbranden en leverde bovendien waardevolle weidegrond op. Toen er steeds meer boeren kwamen, ontstond ook behoefte aan ruilhandel: de ene boer had graan, de ander boter of eieren. Zo groeide Joure langzaam uit tot een dorp waar boeren, ambachtslieden en later ook schippers samenkwamen. In de loop van de 16e eeuw ontstond er een echte markt. Boterstraat De naam Boterstraat herinnert aan die begindagen. Vermoedelijk begon daar de botermarkt. Zeker weten doen we het niet, want schriftelijke bronnen ontbreken, maar de aanwijzingen zijn sterk. Bijvoorbeeld het pand dat later bekend stond als de aardappelhandel Walma. Rond 1550 zou het pand er ongeveer zo hebben uitgezien als nu: een hoge voorkant, een kelder en een zijdeur. Boeren zouden via die zijdeur hun botervaten naar binnen hebben gebracht om ze te laten keuren en wegen. Daarna werd de boter via de brede voordeur naar buiten gebracht, richting de schepen. Speciaal voor de boterhandel werd de Boterstraatvaart gegraven, zodat de botervaten rechtstreeks vanuit de Jordaan konden worden aangevoerd. Op oude kaarten, zoals die van 1881, is te zien dat de Jordaan toen nog een open vaarwater was. Pas rond 1949 werd het gedempt. De boterhandel in Joure groeide, mede doordat alles makkelijk bereikbaar was via het water. De Boterstraat was waarschijnlijk niet de enige plek waar boter werd verkocht. Ook bij de Vissteeg, niet ver van de Midstraat, vond handel plaats. Vissteeg De Vissteeg, tegenwoordig Visstraat genoemd, verwijst naar de vismarkt die daar gevestigd was. Er werd niet alleen vis verhandeld, maar volgens oude overlevering ook boter. Vandaar de uitdrukking "boter bij de vis". Boter en vis lagen destijds letterlijk naast elkaar op de markt. Later werden de markten gescheiden. De vismarkt bleef bestaan, maar voor de boter kwam er een aparte waag. Toch bleef de uitdrukking hangen, zelfs toen de situatie veranderde. Toen de nieuwe waag aan de Torenstraat kwam, verhuisde de botermarkt naar die locatie. De vismarkt bleef op het plein aan de Torenstraatvaart. Zo lagen boter en vis nog steeds vlak bij elkaar. Boterwaag Rond 1600 werd een nieuwe waag gebouwd aan de Torenstraat. Deze was oorspronkelijk bedoeld voor vlas en wol, maar na verloop van tijd werd de boterhandel hier net zo belangrijk. De strijd tussen steden en dorpen over het recht om goederen te wegen speelde op de achtergrond. Steden als Sneek hadden officiële waagrechten; dorpen als Joure niet. Toch ging de handel hier gewoon door. Vanaf 1832 werd boter officieel verhandeld in standaardmaten, zoals fjirders (kwarttonnen) en kynsens. Voor elke fjirder betaalde de verkoper 7,5 cent waaggeld aan de gemeente. Het waaggeld leverde zo een bescheiden maar constante inkomstenbron op. De groei van de botermarkt kreeg een extra impuls dankzij de familie Vegelin van Claerbergen. Toen zij als eerste grootafnemer boter gingen inkopen via de waag, durfden pachtboeren niet achter te blijven. Daarmee was het succes van de Jouster botermarkt verzekerd. De markt groeide zo snel dat in 1853 de waag moest worden uitgebreid. Drie huisjes achter de waag werden gesloopt om ruimte te maken. De bewoners waren Antje Cornel, Lys Lontjes – die een kleine molentjesfabriek had – en Rouke, die bekend stond als "skilige Rouke" en in turf handelde. Maar ook dat bleek niet genoeg. In 1865 werd besloten om een stuk van de Torenstraatvaart te dempen om een groter marktplein te maken. Er werden tienduizenden klinkers gelegd en een grote overkapping gebouwd om de botermarkt tegen regen en zon te beschermen. Op maandagochtend was het een drukte van jewelste rond de waag. Karren en schepen brachten de boter aan. Eerst werd alles gewogen, daarna vond de kaashandel plaats. Rond de waag stonden soms zestig tot zeventig rijtuigen geparkeerd, terwijl de Torenstraatvaart vol lag met schepen. De pakhuizen rond de Sluisdijk waren open; de sfeer deed denken aan een schilderij van Anton Pieck. Marktdag was niet alleen een dag van handel. Boerinnen en hun dochters gebruikten het ook om te winkelen: hoedjes passen, stoffen kopen, misschien een nieuwe japon uitzoeken. De markt in Joure was meer dan economie; het was het kloppende hart van het sociale leven. Tot ver in de 20e eeuw bleef de botermarkt belangrijk. Pas met de komst van moderne transportmiddelen en veranderende handelsmethoden verloor de waag zijn oorspronkelijke functie. Toch blijft het verhaal van boter en vis nog altijd leven in Joure – zichtbaar in de straatnamen en voelbaar in de sfeer.

Oud Joure, de historische kern van het huidige Joure, was eeuwenlang onlosmakelijk verbonden met het omliggende agrarische landschap. Hoewel het dorp zich gaandeweg ontwikkelde tot een regionaal centrum van handel en ambacht, lagen de wortels stevig verankerd in de landbouw. Deze agrarische achtergrond was niet alleen voelbaar, maar ook zichtbaar in het straatbeeld van de vlecke. Boerderijen stonden niet alleen in het buitengebied, maar ook midden in het dorp. Aan de Midstraat – tegenwoordig bekend als winkelstraat – stonden vroeger boerenbedrijven met koeienstallen, hooizolders en mestvaalten. Sommige panden hadden een voorhuis waar de familie woonde, terwijl het achterhuis dienstdeed als stal of opslag. Tussen de huizen lagen smalle stegen die toegang gaven tot de erven, waar het boerenwerk plaatsvond. Opvaarten – smalle watergangen – zorgden voor aan- en afvoer van goederen zoals hooi, mest en vee, vaak per praam. Deze verwevenheid van dorpsleven en boerenbedrijf was typerend voor Joure. Terwijl aan de voorkant van het huis melk, eieren of peulvruchten werden verkocht aan dorpsgenoten, werd aan de achterkant het boerenwerk voortgezet. De geur van koeien en het geluid van klompen op de keien waren alledaags in de vlecke. Zelfs religieuze gebouwen vonden tijdelijk onderdak op boerenzolders, zoals bij de familie De Jong, waar een parochiekerk werd ingericht boven de stal. De groei van Joure en de opkomst van handel, nijverheid en verkeer leidden er uiteindelijk toe dat veel van deze boerenbedrijven verdwenen of naar buiten het dorp werden verplaatst. Toch zijn er nog sporen van deze agrarische geschiedenis zichtbaar: oude stegen, teruggezette gevels, en verhalen die voortleven in de herinneringen van oudere Jousters. Oud Joure is daarmee niet alleen een plek van historie, maar ook een tastbare herinnering aan een tijd waarin het boerenleven en het dorpsleven hand in hand gingen – midden in de vlecke.

Oud Joure vormt het levendige hart van de Vlecke Joure – een term die aangeeft dat Joure historisch gezien geen dorp, maar een bijzondere nederzetting is, groter dan een dorp en kleiner dan een stad. Een plek doordrenkt van historie, herinneringen en het karakter van vroeger. De Midstraat, al eeuwenlang de centrale levensader, verbindt de oorspronkelijke kernen Westermeer en Joure met elkaar. Vandaag de dag herinneren de scheve toren van Westermeer en de trotse Jouster Toer nog steeds aan deze oude tweedeling. Aan de zijde van de Jouster Toer ligt de Kolk, ooit een bruisend middelpunt van handel en bedrijvigheid. Schepen meerden hier aan, goederen werden verhandeld, en het water was de levensader die Joure liet bloeien. Rondom deze Kolk ontstonden straten als de Midstraat, Geelgietersstraat, Slachtedijk en E.A. Borgerstraat – elk met hun eigen verhalen, bewoners en tradities. Wie door Oud Joure wandelt, voelt de geschiedenis onder zijn voeten en ziet die weerspiegeld in de oude gevels, die nog steeds hun authentieke charme uitstralen. Veel panden zijn meer dan honderd jaar oud en dragen de sporen van generaties die er woonden, werkten en leefden. De geur van versgebakken brood, het gelach van spelende kinderen en buren die over de heg een praatje maken – in Oud Joure lijkt de tijd soms even stil te staan. Juist die tijdloosheid geeft het zijn bijzondere waarde. Oud Joure ademt ambacht en nijverheid. Vroeger werkten hier kopergieters, klokkenmakers en koffiebranders; hun vakmanschap leeft voort, onder andere in het nabijgelegen Museum Joure, vlak bij de Kolk. Maar Oud Joure is meer dan een herinnering aan vroeger. Het leeft en bruist. Bewoners koesteren hun buurt en dragen het verleden met trots, terwijl bezoekers zich laten betoveren door de unieke sfeer. Via deze website ontdekt u alles over Oud Joure. Hoe zag de Vlecke er vroeger uit? Waar lagen de steegjes en opvaarten? Waar stonden de fabrieken en boerderijen? Wie waren de markante bewoners en wat maakte hen bijzonder? Welke onvergetelijke gebeurtenissen vonden hier plaats? U vindt het binnenkort allemaal hier.

Wandelend door het oude centrum van Joure voelt het alsof de tijd even stil heeft gestaan. Smalle straatjes slingeren zich tussen historische panden, oude werkplaatsen en charmante gevels door. Hier heerst geen haast, maar een ontspannen sfeer die je uitnodigt om rustig om je heen te kijken, te verdwalen en te ontdekken. De Midstraat, de langgerekte hoofdstraat van Joure, is het kloppende hart van het centrum. Ooit aangelegd op een zandrug die ontstaan is in de laatste ijstijd,  groeide deze straat uit tot de levensader van het dorp. Aan weerszijden zie je statige herenhuizen, oude winkels en voormalige ambachtsgebouwen — elk met hun eigen verhaal, vaak met sierlijke details of gevelstenen die herinneren aan een rijk verleden. Maar de ware charme zit in de kleinere straatjes die hierop aansluiten. Denk aan de Geelgietersstraat, waar je nog kunt voelen hoe vakmanschap en bedrijvigheid ooit het dagelijks leven bepaalden. Of de Boterstraat en de Visstraat, ooit opvaarten die vol lagen met skûtsjes en tjalken die hun waren afleverden. Op zonnige dagen glinstert het licht op de oude vensters, hoor je het ritselen van bomen en het zachte tikken van voetstappen op de straatklinkers. ’s Avonds zorgen lantaarns en gevelverlichting voor een bijna sprookjesachtige sfeer. En altijd is er wel een koffiegeur die je naar een knus terras of een ambachtelijke winkel lokt. De straatjes van Joure zijn niet alleen mooi, ze zijn levend erfgoed. Hier komen historie en het moderne dorpsleven op natuurlijke wijze samen. Of je nu een liefhebber bent van oude architectuur, op zoek bent naar een uniek winkeltje of gewoon wilt genieten van de sfeer: in het oude centrum van Joure vind je een stukje Friesland op z’n mooist.

De Jouster Merke, van oudsher dé volksmarkt van Joure, vindt zijn oorsprong in de vroege 17e eeuw. Al sinds de jaren 1600 stroomden boeren, handelaren en dorpsbewoners uit de wijde omgeving toe naar de brink van Joure. Daar werd volop gehandeld in vee — koeien, paarden en schapen — en werden marktkramen gevuld met textiel, gereedschap, keukengerei en andere onmisbare waren. Voor veel mensen was dit het moment om hun wintervoorraad aan te vullen of nieuwe spullen aan te schaffen. Maar de Merke was meer dan handel alleen. Het was een sociaal hoogtepunt in het jaar. Familieleden en bekenden ontmoetten elkaar na lange tijd, er werden huwelijken voorbereid en sterke verhalen verteld. De straten kwamen tot leven met muziek, straattheater, kermisvermaak en bomvolle herbergen. De markt was dé plek om zaken te doen én te genieten van de gezelligheid. Verdwenen markten Joure kende vroeger meerdere markten door het jaar heen, elk met hun eigen karakter en functie. Naast de bekende najaarsmarkt — de Jouster Merke zoals we die nu kennen — waren er onder andere een voorjaarsmarkt, een Pinkstermarkt en een Sint-Luciamarkt in december. De Pinkstermarkt trok veel rondreizende handelaren en bezoekers, terwijl de Sint-Luciamarkt vooral draaide om het inslaan van goederen voor de wintermaanden en de feestdagen. Daarnaast waren er ook kleinere, meer gespecialiseerde markten, zoals de Seweistermerk en de Grienedykstermark. De Seweistermerk, gehouden op de zevende woensdag na Pasen, had vooral een functie als dienstbodenmarkt. Jonge mannen en vrouwen kwamen daar bijeen om werk te zoeken bij boeren in de regio. De Grienedykstermark, die plaatsvond in de buurt van de Griene Dyk (Groene Dijk), was sterk gericht op agrarische handel. Deze verdwenen markten laten zien hoe nauw het marktleven verbonden was met het ritme van het platteland, de landbouw en de seizoenen. Met de komst van winkels, supermarkten en veranderende leefgewoonten verdwenen deze kleinere markten geleidelijk. Alleen de Jouster Merke bleef overeind als levendig monument van de oude marktcultuur. Van handel naar feest In de 19e en 20e eeuw veranderde het karakter van de Jouster Merke sterk. De oorspronkelijke vee- en warenhandel nam af door de opkomst van winkels, banken en moderne transportmiddelen. Toch bleef de markt een belangrijk sociaal en cultureel evenement. De handel maakte plaats voor een commerciële markt met een kermis, muziek, vermaak en drukbezochte horeca. Een relatief jonge, maar inmiddels niet meer weg te denken traditie is de Merke-woansdei, de woensdagavond voorafgaand aan de markt. Wat begon als een informele samenkomst van dorpsgenoten is uitgegroeid tot een groots feest dat jaarlijks duizenden mensen trekt. De cafés zitten vol, podia verrijzen op pleinen, en tot diep in de nacht wordt er gefeest. De Jouster Merke vandaag Tegenwoordig is de Jouster Merke een feest voor jong en oud, waarin traditie en vernieuwing hand in hand gaan. De brink vult zich met marktkramen en kermisattracties, de geur van poffertjes en suikerspinnen hangt in de lucht, en overal hoor je muziek, gelach en geroezemoes. Het hele dorp ademt Merkesfeer. Wat ooit begon als een functionele jaarmarkt voor boeren en burgers, is nu uitgegroeid tot een bruisend volksfeest met diepe historische wortels. Toch is de essentie al die tijd hetzelfde gebleven: mensen samenbrengen, verbinding vieren en herinneringen maken. De Jouster Merke is daarmee niet alleen een traditie die in stand wordt gehouden, maar één die nog altijd volop beleefd wordt.

Een treffendere benaming dan "Giethoorn aan de Hurdspytsje" voor het gebied van de Overspitting tussen de E.A. Borgerstraat en de bocht van de Sewei, zoals oudere Jousters het kenden, is nauwelijks te bedenken. Een rij van ongeveer tien "heechhouten" (hoge houten bruggen) verleende dit gebied een romantisch karakter. Het verhaal over het ontstaan van de naam "Hurdspytsje" is enigszins romantisch, althans als we de overleveringen van mensen als D.Tj. de Vries, destijds redacteur-uitgever van de Jouster Courant, en de oud-Jouster Jelle Hesselius mogen geloven. De één schreef erover, de ander vertelde erover. Niemand kan echter garanderen dat deze overleveringen volledig op feiten berusten. Het verhaal begint vermoedelijk in de tijd dat Ulbe van Hoytema grietman van Haskerland was (1549-1558). Hij zou opdracht hebben gegeven om de in verval geraakte verbindingsvaarten in Westermeer opnieuw uit te graven, mede omdat rond 1550 vanuit Heerenveen de Heerensloot werd of zou worden gegraven. Een overweging kan zijn geweest dat men een deel van het vervoer naar het buitenwater via Joure wilde leiden. Bovendien was een verbinding met de nieuwe turfwinningsgebieden aantrekkelijk. Alles draaide tenslotte om het "aardgas" van toen: turf. De Overspitting werd gerealiseerd. De platte draaien en lastige sleepbarten werden vervangen door heechhouten, waar schepen met gestreken mast onderdoor konden varen. Grietman Van Hoytema zou zich intensief hebben ingezet voor de voortgang van het werk en de arbeiders zo hebben opgejaagd dat de naam "Hurdspytsje" ontstond. De vergelijking met Giethoorn ontstond veel later. Mogelijk zagen bereisde Jousters in Giethoorn overeenkomsten met hun eigen omgeving. Het kan ook zijn dat na de 18e eeuw de aanwezigheid van veel Gieterse turftrekkers in deze omgeving een rol speelde. Zeker is dat er in de Overspitting veel werd gepunterd door boeren en tuinders, die via deze vaarweg hun producten naar de Libra-boten van Kramer brachten. Deze boten verzorgden het verdere vervoer naar de veiling in Sneek. Tijdelijk hoefde men niet verder te varen dan tot de Jouster veiling, die in 1933 aan de Overspitting, tussen de E.A. Borgerstraat en de Oosterstraat, werd gevestigd. Deze veiling kende echter geen lang bestaan. De "grote vaart" in de Overspitting was in 1932 eigenlijk al verleden tijd. De laatste modderschipper kwam dat jaar met zijn schip vast te zitten, zo erg dat het achterstevoren moest worden teruggebouwd. Daarmee kwam een einde aan de droom van grietman Van Hoytema. De Overspitting is overigens nooit een echt goed vaarwater geweest. Aanvankelijk lagen er te veel "zetten" en "tillen" overheen, en later al die heechhouten in Westermeer. Een zeil kon niet worden gevoerd en er kon niet worden gejaagd, omdat er geen jaagpad was aangelegd. Philip Vegelin van Claerbergen, van 1707 tot 1738 grietman van Haskerland, had er dan ook geen moeite mee om in 1716 de Overspitting af te snijden door er dwars doorheen een polderdijk aan te leggen. Hij had weer een nieuwe polder laten maken. Hoewel de Overspitting als vaarwater dus niet veel voorstelde, bleef het karakter tot rond 1970 aardig bewaard. Daarna veranderde ook daar alles. Gelukkig is door de aanleg van vijverpartijen en de aanwezigheid van bruggetjes nog iets van het oude landschap in de nieuwe woonwijken van Joure terug te vinden.



Locatie